Sinds de verdieping van de kapitalistische productiecrisis in 2008 (de bankencrisis) hebben allerhande commentatoren het neoliberalisme al een aantal keren doodverklaard, en het is best mogelijk dat zijn dominantie in het openbare discours (zeker bij “niet-economen”) is afgenomen. Maar we kunnen enkel vaststellen dat CETA nog maar amper ‘voorlopig’ in werking is getreden[1], of de Europese Unie met een nieuw vrijhandelsverdrag op de proppen komt – en ditmaal niet met het ‘kleine’ Canada met zijn 38 miljoen inwoners (maar met de VS als verstekeling mee aan boord), maar met Mercosur, een akkoord dat het grootste gedeelte van het Zuid-Amerikaanse continent omvat.[2] In ieder geval in de hoofden van de Europese leiders, ambtenaren en industrie- en kapitaalgroepen zijn het neoliberalisme en het vrijhandelsdogma niet dood – integendeel: ze slaan een versnelling hoger.

 

 

Daar gaan de klimaatambities …

 

91% van de tarieven voor Europese uitvoer en 92% van die voor Zuid-Amerikaanse invoer zal worden geschrapt. Op papier klinkt het mooi: nog meer handel voor zowel Zuid-Amerikanen als Europeanen, dus nog meer werkgelegenheid, economische groei, … Zuid-Amerika (d.w.z. de grote agrobedrijven) kunnen hun soja en vlees aan ons kwijt, en wij (d.w.z. de Duitse automultinationals) verkopen hun ‘onze’ auto’s. Maar het is al snel duidelijk dat er heel wat adders onder het gras liggen. Een van de meest in het oog springende zijn de ecologische. Het akkoord is duidelijk bevorderlijk voor de agro-industrie, aangezien het voorziet dat Zuid-Amerika 99 000 ton vlees naar Europa kan invoeren tegen een beperkt tarief. De gevolgen kunnen enorm zijn. Niet alleen steekt het bij de Zuid-Amerikaanse megaboerderijen – want het zullen niet de keuterboertjes zijn die voor onze markt zullen produceren – vaak niet zo nauw met dierenrechten of het gebruik van gevaarlijke pesticides, het zal bij hen de verdere schaalvergroting bevorderen, alsook de ‘verovering’ van steeds meer landbouwgrond voor monocultuur op het steeds kleiner wordende regenwoud, de groene long van onze planeet. De gebieden van Zuid-Amerika’s inheemse volkeren zal trouwens ook verder worden bedreigd. Toenemende transcontinentale handel, veelal in producten die ook hier kunnen worden gekweekt, betekent ook een toename aan het energieverbruik voor vervoer. Door hun schaalgrootte en praktijken vormen de Zuid-Amerikaanse megaboerderijen een dermate grote concurrentie voor onze lokale boeren, dat zij nog verplicht zullen zijn nog verder mee te gaan in de schaalvergrotingsdwang.

Dit is het tegenovergestelde van het landbouwmodel waar we naartoe moeten, namelijk die van kleinschalige en lokale landbouw, niet noodzakelijk strikt traditioneel, maar wel op maat van de mens en de gemeenschap, met zoveel mogelijk respect voor plant en dier en aandacht voor de biodiversiteit; een voedselproductie die in handen is van de gemeenschap, niet van multinationals. Een benadering die voedselsoevereiniteit bevordert – niet alleen in het ‘Zuiden’, maar ook bij ons. Onze ruimtelijke ordening in Vlaanderen maakt dit al een hele uitdaging, het Mercosur-akkoord dreigt een bijna onoverkomelijk obstakel te worden. Tot daar de “voortrekkersrol” die de Europese Unie, gesteund door een ‘progressief-liberale’ opiniemakers, zich zo graag aanmeet…

Gelijkaardige ecologische bedenkingen kunnen ook worden opgeroepen voor een deel van de industriële productie: het is ongetwijfeld aangenaam voor de aandeelhouders van in Europa gebaseerde bedrijven dat ze hopen de Zuid-Amerikaanse markt te kunnen overspoelen met hun producten, maar dit helpt de economische ontwikkeling van dat continent geenszins. Het dreigt ook delocalisatie te vergemakkelijken en, aangezien de lonen en syndicale voorwaarden in Zuid-Amerika over het algemeen lager liggen dan hier, een neerwaartse spiraal aan te zwengelen – en dan hebben we nog niet gewezen op het feit dat ook de dienstensector door dit akkoord wordt opengesteld.

 

Ook Vlaanderen moet neen zeggen!

We kunnen natuurlijk hopen dat de federale regeringsvorming zo lang mogelijk aansleept, zodat de Franstalige partijen gestimuleerd worden om zich, in navolging van Magnette toen CETA ter sprake lag, via de door hen gecontroleerde gewesten en gemeenschappen tegen dit nieuwe akkoord te verzetten, kwestie van zich te onderscheiden van de Vlaamse partijen. Het feit dat Waals minister-president Crucke en zijn ministers (MR en cdH, nota bene) al een petitie tegen het Mercosur-akkoord hebben ondertekend en hebben aangekondigd dit akkoord te zullen verwerpen, is zeker een positief teken. Terwijl de Walter Zinzens van deze wereld (“Liever Belgisch dan links!”) dan opnieuw hun objectieve bondgenootschap met de Bart De Wevers (“Liever rechts dan Vlaams!”)[3] zullen tonen, kan alles wat links en/of antimondialistisch, of gewoon ecologisch gezind, is in Vlaanderen de extra aandacht aangrijpen om ook in Vlaanderen het verzet hiertegen te stimuleren.

Maar het verzet in Vlaanderen mag zich niet afhankelijk maken van de disfunctie van het Belgische staatsbestel; dat kan geen duurzaam model zijn en dwingt ons in de rol van verdedigers van een akkoord dat eigenlijk niet te verdedigen valt. We moeten de basis leggen van een autonoom, Vlaams verzet. Dit is des te belangrijker aangezien ook TTIP niet definitief van de baan is, al is de kans dat het omwille van de schone schijn tot een naamsverandering komt vrij groot.

Vertrekkende vanuit de wijken en de gemeenten (in navolging van het relatieve succes van de ‘TTIP-vrije gemeente’-campagne) moet de druk worden opgevoerd, met als doelstelling dat ook institutioneel Vlaanderen[4] zich tegen het verdrag uitspreekt. Dit kan worden verbonden met een bredere eis tot democratisering van internationale verdragen: de eis om ze vrij beschikbaar op het internet te plaatsen, ook tijdens de onderhandelingen, én om ze te onderwerpen aan een referendum, of minstens vatbaar te maken om het voorwerp te vormen van een referendum op volksinitiatief.

Algemener is de uitdaging voor de komende periode – weken, maanden, jaren – om de bewustwording over de nood aan demondialisering te doen toenemen. Enkel zo kunnen we sociale rechten verdedigen en veroveren, de democratie verdiepen én onze leefomgeving redden. De Europese Unie heeft alvast bewezen dat ze hierin een tegenstander is.

 

[1] Reden te meer om te benadrukken dat het nog niet te laat is om CETA tegen te houden: zowel de Franse, de Nederlandse als de Duitse staat moeten het nog ratificeren. Onze vrienden in die staten weten wat hun te doen staat. Daarnaast is er uiteraard nog steeds de mogelijkheid onze soevereiniteit te affirmeren.

[2] Brazilië, Argentinië, Uruguay en Paraguay, samen goed voor 264 miljoen inwoners.

[3] De N-VA heeft zich al voorstander van het akkoord verklaard.

[4] Indien nuttig kan daarbij gebruik worden gemaakt van het bestaan van twee afzonderlijke ‘deelstaten’ die neen kunnen zeggen: het Vlaams Gewest en de Vlaamse Gemeenschap. De sage rond de BHV-alarmbelprocedure heeft geleerd dat je je daarvoor zeker niet hoeft te schamen. Het succes van de anti-TTIP-campagne bij de Brusselse gemeenten indachtig, is het bovendien zeker niet oninteressant het bewustzijn rond deze kwesties in Brussel zo veel mogelijk uit te spelen en dus gebruik te maken van de Vlaamse Gemeenschap.